De poort naar de berg werd bewaakt door een stel Wrattendwergen, domme schepsels die snoeven op hun eten en drinken. Hoe verder je in de gewelven onder de berg doordringt, hoe verschrikkelijker de bewoners. Om de kerker midden in de berg te bereiken, moest je een rivier over. Er was een regelmatige veerdienst, maar de veerman verwacht een flinke beloning, dus geef hem een Goudstuk. Ook de mensen uit het dorp raadden je aan een plattegrond op je tocht bij te houden want anders zou je hopeloos in de gewelven onder de berg verdwalen.

Toen de dag van vertrek eindelijk was aangebroken, liep het hele dorp uit om je een goede reis te wensen. De ogen van de vrouwen, jong of oud, vulden zich met tranen. Je vroeg je onwillekeurig af of je degenen die huilden van verdriet ooit weer levend terug zou zien.

< terug | verder >